pessarium
Uiterlijk
- pes·sa·ri·um
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘ring tegen zwangerschap’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- afgeleid van het Latijnse pessum (tampon) met het achtervoegsel -arium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pessarium | pessariums pessaria |
verkleinwoord | pessariumpje | pessariumpjes |
het pessarium o
- (medisch) een anticonceptiemiddel waarbij een rubberen kapje in de vagina de baarmoedermond afsluit
- ▸ Ze trokken langzaam hun kleren uit, ze deed niet eens alsof ze weerstand bood, maar toen ze alleen nog haar hemd en onderbroek aanhad, verontschuldigde ze zich en ging naar de badkamer om iets te doen, plassen of een pessarium indoen of wat het ook kon zijn.[3]
- (medisch) ring tegen liggingsafwijking of verzakking van de baarmoeder
1. een anticonceptiemiddel waarbij een rubberen kapje in de vagina de baarmoedermond afsluit
- Het woord pessarium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pessarium" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pessarium" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pessarium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be