operar
Uiterlijk
- o·pe·rar
operar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
operar |
operaba |
operado |
volledig |
- onovergankelijk (medisch), (militair) opereren
- handelen, werken, te werk gaan
- uitvoeren, berekenen
- overgankelijk (medisch) opereren
- bewerkstelligen, verrichten