oogholte
Uiterlijk
- oog·hol·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogholte | oogholten oogholtes |
verkleinwoord |
de oogholte v
- opening in de schedel waarin het oog gelegen is.
- Op een scan van zijn hoofd ontdekten de dokters het potlood, dat van de voorste kaakholte tot de achterste keelholte reikte. De wand van zijn kaakholte was doorboord en een oogholte was verwond.[2]
- Hadden de deftige demonstranten van Billionaires for Bush geen last van de politie? Central Park was toch in nota bene drie rechterlijke uitspraken tot verboden gebied verklaard? Fred Grotegeld, een bolhoed op zijn hoofd, een monocle in een oogholte: 'Helemaal niet. Ze zijn hier op onze uitnodiging om het grauw op afstand te houden.[3]
1.
- Het woord oogholte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogholte" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant 28 mei 2013 Jongen leefde jarenlang met potlood in hoofd
- ↑ Volkskrant Diederik van Hoogstraten en Jan Tromp 30 augustus 2004, Het monster Bush moet verjaagd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be