onverzoenlijk
Uiterlijk
- on·ver·zoen·lijk
- naamwoord van handeling van verzoenen met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverzoenlijk | onverzoenlijker | onverzoenlijkst |
verbogen | onverzoenlijke | onverzoenlijkere | onverzoenlijkste |
partitief | onverzoenlijks | onverzoenlijkers | - |
onverzoenlijk [1]
- niet in staat om vrede te sluiten; niet in staat om een strijd te staken
- ▸ Begin jaren 80 ondervond de familie Ap al aan den lijve hoe onverzoenlijk de Indonesische regering zich opstelt tegenover Papoea's die onafhankelijkheid nastreven. Arnold Ap was een prominente West-Papoeaanse vrijheidsstrijder, maar moest zijn strijd voor onafhankelijkheid bekopen met de dood.[2]
- ▸ Het is aan de Belg Charles Michel om de op het oog onverzoenlijke standpunten samen te brengen. Hij moet water en vuur verenigen, schreef de Belgische krant De Standaard. Hij heeft de regeringsleiders gewaarschuwd wat extra overhemden mee te nemen, omdat de top wel even kan duren.[3]
1.
- Het woord onverzoenlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Nederlandse regering heeft morele verplichting West-Papoea te helpen'” (21-09-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “Rutte neemt extra rekenaars en biografie mee naar top over EU-begroting” (20-02-2020), NOS