onverlet
Uiterlijk
- on·ver·let
- In de betekenis van ‘onbelemmerd, ongedeerd, zonder uitstel’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- antoniem van verlet (stam van het werkwoord verletten) met het voorvoegsel on- [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | onverlet |
verbogen |
onverlet
- onverlet laten - onverminderd aanwezig blijven
- Uiteraard laat dit onverlet dat we kritisch kijken naar de uitgaven voor meertaligheid.
- Het woord onverlet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onverlet" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "onverlet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onverlet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be