onbewimpeld
Uiterlijk
- Geluid: onbewimpeld (hulp, bestand)
- on·be·wim·peld
- In de betekenis van ‘openhartig’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van bewimpeld met het voorvoegsel on- [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | onbewimpeld |
verbogen | onbewimpelde |
partitief | onbewimpelds |
onbewimpeld [3]
- (te)eerlijk en (te) oprecht; zonder er doekjes om te winden
- Dit is zijn opvatting van politiek bedrijven: steenhard en onbewimpeld. Precies het tegendeel van het CDA-streven naar consensus. Maar een indicatie voor crisis is dit niet. Ook Rutte beaamt steevast dat Wilders zich aan zijn afspraken houdt.[4]
- De verhalen, van de hand van anonieme Nederlandse schrijfsters, zijn eenvoudig en gaan over erotiek tussen mannen en vrouwen en vrouwen en vrouwen. Het taalgebruik is niet minder onbewimpeld dan in gelijksoortige bundels voor mannen. Voor vrouwen die ervan houden een plezierige bundel.[5]
1.
- Het woord onbewimpeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "onbewimpeld" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onbewimpeld op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Martin Sommer 26 november 2011
- ↑ Volkskrant E. van Eck-Jansen 1 oktober 2003