onbeschoft
Uiterlijk
- Geluid: onbeschoft (hulp, bestand)
- on·be·schoft
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘lomp’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- Afgeleid van beschoft met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbeschoft | onbeschofter | onbeschoftst |
verbogen | onbeschofte | onbeschoftere | onbeschoftste |
partitief | onbeschofts | onbeschofters | - |
onbeschoft
- op grove wijze de regels van hoffelijkheid en respect schendend
- Die onbeschofte rekel komt er niet meer in.
- ▸ Er waren de nodige vervelende lui, die onbeschoft, arrogant of verwend waren en ik deed mijn best om ze te vermijden.[2]
- Het woord onbeschoft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbeschoft" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "onbeschoft" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be