onaf
Uiterlijk
- on·af
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onaf | onaffer | onafst |
verbogen | onaffe | onaffere | onafste |
partitief | onafs | onaffers | - |
onaf [1]
- niet af, onvoltooid
- Het woord onaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onaf" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be