onaangelijnd
Uiterlijk
- on·aan·ge·lijnd
- afleiding van aangelijnd met het voorvoegsel on-
stellend | |
---|---|
onverbogen | onaangelijnd |
verbogen | onaangelijnde |
partitief | onaangelijnds |
onaangelijnd
- van honden dat deze geen hondenriem om hebben
- ▸ Tsjekmar had drie flinke wolfshonden aan de lijn, die net als hun meester en zijn paard dik geworden waren. Twee schrandere oude honden waren onaangelijnd gaan liggen.[1]
- ▸ In een Facebookbericht schrijft NS Veiligheid en Service dat de hond in zijn eentje op pad was gegaan. "Vorige week vrijdag kregen wij melding dat een hond onaangelijnd op het perron zou lopen. Omdat hierdoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan zijn wij direct ter plaatse gegaan."[2]
- Het woord 'onaangelijnd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Avontuurlijke hond loopt weg en pakt de trein naar Utrecht Centraal” (13-02-2019), NOS