Naar inhoud springen

omvangrijk

Uit WikiWoordenboek
  • om·vang·rijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen omvangrijk omvangrijker omvangrijkst
verbogen omvangrijke omvangrijkere omvangrijkste
partitief omvangrijks omvangrijkers -

omvangrijk

  1. van grote omvang
    • Daarover is een omvangrijke literatuur. 
     Ik zou hem beschrijven als omvangrijk en uitbundig, met expansieve gebaren die een gevaar vormen voor het glaswerk, en een dik hoofd dat speciaal is gemaakt om ruimte te bieden aan zijn brede lach.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be