name
Uiterlijk
- na·me
name
- datief mannelijk van naam, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
- met name
- te zijnen name (haren, mijnen etc.)
- ten name van
- Het woord name staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "name" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
name | names |
name
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to name |
he/she/it | names |
verleden tijd | named |
voltooid deelwoord |
named |
onvoltooid deelwoord |
naming |
gebiedende wijs | name |
name
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | name | nameler |
genitief | namenin | namelerin |
datief | nameye | namelere |
accusatief | nameyi | nameleri |
locatief | namede | namelerde |
ablatief | nameden | namelerden |
name
- (verouderd) brief
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Datief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 82 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Woorden in het Turks
- Zelfstandig naamwoord in het Turks