Naar inhoud springen

mos

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: MOS


Mos op een boomstam.
  • mos
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gewoonte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
  • In de betekenis van ‘plantjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1091 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mos mossen
verkleinwoord mosje mosjes

het moso

  1. (planten) primitieve sporenplant
     Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten.[2]
  • Een rollende steen vergaart geen mos
iemand die slechts kort ergens werkzaam is komt niet vooruit
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


mos

  1. immers, toch
    «Hy gaan mos saam?»
    Hij gaat immers mee?
1 enkelvoud meervoud
naamwoord mos -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord mos mosse

mos

  1. most, gegist druivensap
  2. (plantkunde) mos


mos m

  1. beetje, greintje


mos

  1. wassen