mixtuur
Uiterlijk
- mix·tuur
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vloeibaar artsenijmengsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1598 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mixtuur | mixturen |
verkleinwoord | - | - |
de mixtuur v
- (vloeibaar farmaceutisch) mengsel
- (muziek) orgelregister, samengesteld uit onderscheiden koren van verschillende grootte
- (scheikunde) mengsel als reagens
- Het woord mixtuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mixtuur" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mixtuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mixtuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be