miserabel
Uiterlijk
- mi·se·ra·bel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ellendig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | miserabel | miserabeler | miserabelst |
verbogen | miserabele | miserabelere | miserabelste |
partitief | miserabels | miserabelers | - |
miserabel
- wat medelijden opwekt
- De miserabele omstandigheden waarin hij verkeerd had baarden enig opzien.
- Het woord miserabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "miserabel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "miserabel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be