ministerie
Uiterlijk
- Geluid: ministerie (hulp, bestand)
- IPA: /ˌminɪsˈtɪːri/
- mi·nis·te·rie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘departement van bestuur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1767 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ministerie | ministeries |
verkleinwoord | ministerietje | ministerietjes |
het ministerie o
- (regering) een afdeling van een overheid waar het beleid van de regering wordt uitgevoerd
- Het ministerie van financiën is verantwoordelijk voor de inkomsten en uitgaven van het land.
- Openbaar Ministerie
1. een afdeling van een overheid waar het beleid van de regering wordt uitgevoerd
Openbaar Ministerie
- Het woord ministerie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ministerie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ministerie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bezieldheid: niet geanimeerd
- Metadomein: abstract
- Regering in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %