mensdom

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  mensdom    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mens·dom

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van mens met het achtervoegsel -dom

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	mensdom
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het mensdom o

1. alle mensen van alle plaatsen en tijden tezamen als één groep

   • Hoewel het mensdom maar al te goed weet hoe het met de dinosaurussen afgelopen is, stoppen we niet al te veel energie in het voorkomen van de volgende botsing. Er is nu eenmaal de ijzeren psychologische wet ‘het zal mijn tijd wel duren’. Wij mensen lossen de problemen wel op wanneer ze zich voordoen. Dus behalve een klein clubje bij de Nasa, het Planetary Defense Coordination Office, stopt niemand er tijd en geld in. Ook al omdat de Nasa-geleerden tot nu toe geen enkele ruimtekei gevonden hebben die de komende paar eeuwen wel eens gevaarlijk dicht in onze buurt kan komen. En ze kennen er al zo’n achtduizend die groter zijn dan 140 meter.  
   • In het voorwoord stelt Stifter dat de verhalen tot taak hebben ‘de zachte wet… waardoor het mensdom wordt geleid’ te ‘doorgronden’.  

Synoniemen

• mensheid, mensengeslacht

Vertalingen

    1.alle mensen van alle plaatsen en tijden tezamen als één groep   

Engels: humanity (en)

Gangbaarheid

• Het woord mensdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mensdom" herkend door:

79 %	van de Nederlanders;
87 %	van de Vlamingen.