Naar inhoud springen

meetronen

Uit WikiWoordenboek
  • mee·tro·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meetronen
troonde mee
meegetroond
zwak -d volledig

meetronen

  1. overgankelijk iemand met enige dwang meevoeren
    • De vrouw troonde haar tegenspartelende zoontje mee naar buiten. 
73 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]