lyk
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lyk | lyke |
lyk
- lijk, stoffelijk overschot
- «Hy het die lyke ontdek, en in die bakkie gespring om dorp toe te ry.»
- Hij heeft de lijken ontdekt, en is in zijn vrachtwagentje gesprongen om naar het dorp toe te rijden.
- «Hy het die lyke ontdek, en in die bakkie gespring om dorp toe te ry.»