luchter
Uiterlijk
- luch·ter
- In de betekenis van ‘lichtkroon’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- Naamwoord van handeling van lichten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luchter | luchters |
verkleinwoord | luchtertje | luchtertjes |
- Een veelarmige lamp met een decoratieve functie, die aan het plafond hangt.
- Het woord luchter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luchter" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "luchter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ luchter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be