loopstal
Uiterlijk
- loop·stal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopstal | loopstallen |
verkleinwoord | - | - |
de loopstal m
- (veeteelt) stal waarin dieren niet op een plaats worden vastgezet, maar ruimte hebben om vrij te bewegen
- ▸ De koeien van De Gelder gaan niet naar buiten. Ze staan in een enorme loopstal, waar automatisch draaiende borstels en ligboxen met koeienmatrassen zijn.[2]
- ▸ Toen in de jaren '60 de loopstal zijn intrede deed, werd met schrik geconstateerd hoe lelijk koeien elkaar konden toetakelen. Ze kregen de vrijheid, maar niet de ruimte, niet genoeg althans om uit te wijken bij dreigend geweld, laat staan om zich daartegen te verweren.[3]
- Het woord loopstal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marjoleine de Vos“Jenny gaat voor haar kazen” (18 juni 2007) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Kees van Zomeren“Koeien horen met horens” (1 februari 2003) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Veeteelt in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal