looplijn
Uiterlijk
- loop·lijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | looplijn | looplijnen |
verkleinwoord |
- een streep, meestal op de grond, die aangeeft hoe men zich lopend moet voortbewegen
- ▸ Het gevaarlijkst is de opstapplek bij busterminal D. De ribbeltegels op de grond die slechtzienden gebruiken als looplijnen liggen nog geen halve meter bij de rand van de stoep vandaan. Bussen komen daar regelmatig met hoge snelheid langsgereden. "Ik voel mij hier totaal onveilig", zegt Sprenkels.[2]
- een denkbeeldige lijn waarover iemand zich lopend voortbeweegt
- ▸ "Grappig om een vrouw over looplijnen te horen praten." Die woorden zullen Cam Newton nog lang achtervolgen.[3]
- touw of riem waaraan men een hond kan vasthouden tijdens het maken van een wandeling
- [3] hondenriem
- Het woord looplijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Busstation Utrecht slecht toegankelijk voor blinden” (15-12-2016), NOS
- ↑ Weblink bron “NFL-speler maakt seksistische opmerking tegen verslaggeefster” (05-10-2017), NOS