ließen
Uiterlijk
- lie·ßen
ließen
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lassen
ließen
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lassen
ließen
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lassen
ließen
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lassen