knopig
Uiterlijk
- kno·pig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | knopig | knopiger | knopigst |
verbogen | knopige | knopigere | knopigste |
partitief | knopigs | knopigers | - |
knopig [1]
- vol knopen, met veel knopen
- (plantkunde) met uitstekende knopen
- ▸ Zelfs het onaanzienlijk knopig helmkruid is mooi bij echte kennismaking. Hommels bungelen bij tientallen aan de kleine groenachtige bloempjes.[2]
- Het woord knopig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knopig" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron ds. J. Belder“Column (ds. J. Belder): Bermtoerist” (04-07-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be