knippa
Uiterlijk
- knip·pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knippa | knippa's |
verkleinwoord | - | - |
de knippa m
- (bloemplanten) Melicoccus bijugatus een fruitboom uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae ). De langzaam groeiende boom is tot 25 m hoog en heeft een tot 1,7 m brede stam met een gladde, grijze schors en uitgespreide takken
- (voeding) vrucht van de gelijknamige boom
- [1] knippaboom
1. fruitboom in de Amerikaanse tropen (Melicoccus bijugatus)
2. vrucht van de gelijknamige boom
- Het woord knippa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knippa" herkend door:
3 % | van de Nederlanders; |
4 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ knippa op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bloemplanten in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 3 %
- Prevalentie Vlaanderen 4 %