Naar inhoud springen

knijpen

Uit WikiWoordenboek
  • knij·pen
  • In de betekenis van ‘druk uitoefenen’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1][2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knijpen
kneep
geknepen
klasse 1 volledig

knijpen

  1. overgankelijk tussen twee punten druk uitoefenen
    • Mam, hij knijpt me weer! 
     Onlangs reed hij nog in de Alpen, naar Val Thorens, finishplaats in de laatste Tourweek. ‘Dit is zwaarder. Die steile stukken hier knijpen je de keel dicht.’[3]
  • Hem/'m knijpen (als een ouwe dief)
Erg angstig/bang zijn

de knijpenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knijp
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]