kletsen
Uiterlijk
- klet·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kletsen |
kletste |
gekletst |
zwak -t | volledig |
- overgankelijk ditransitief iemand een klets geven, iemand slaan
- Ze kletste hem een plas ijskoud water in het gezicht.
- inergatief op een informele manier praten
- Hij kwam bij me zitten op het terras, en we kletsten wat.
- ▸ Iedereen vierde het feit dat de woestijn eindelijk achter de rug was door dagenlang bij te kletsen en te drinken.[7]
- inergatief onzin vertellen
- Je kletst maar wat!
- [2] babbelen, keuvelen, kneuteren [2], koekwouzen, kouten
- [3] leuteren, lullen, ouwehoeren, zwammen
- [1] afkletsen, erin kletsen, neerkletsen, omkletsen
- [2] afkletsen, bekletsen, bijkletsen, cyberkletsen, doorkletsen, verkletsen
- ze kletsen wat af
2. praten, babbelen
ze kletsen wat af
|
de kletsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord klets
- Het woord kletsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kletsen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "kletsen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kletsen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Ditransitief werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %