kleinvee
Uiterlijk
- klein·vee
- samenstelling van klein en vee [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleinvee | |
verkleinwoord |
het kleinvee o
- (veeteelt) alle vee dat kleiner is dan een ezel zoals schapen, geiten, pluimvee en varkens
- Juist op de Veluwe wordt onder ellendige omstandigheden veel kleinvee gehouden, waaronder veel vogels. Die kippen en eenden worden door dezelfde christenen preventief met antibiotica behandeld.[2]
- Wie zijn konijn inschrijft voor een kleindierenshow - een tentoonstelling waar konijnen met cavia's, hoenders, duiven en ander kleinvee strijden om de schoonheidsprijs - moet het vanaf deze week laten inenten tegen een nieuw konijnenvirus: het Rabbit Hemorrhagic Disease 2 (RHD2), dat sinds december vorig jaar in Nederland is. Dat heeft de belangorganisatie Kleindier Liefhebbers Nederland (KLN) maandag bepaald.[3]
- Het woord kleinvee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleinvee" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Paul Dijstelberge uit Leiden 12 juli 2013
- ↑ Volkskrant Fabian de Bont 15 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be