kindekes
Uiterlijk
- kin·de·kes
de kindekes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kind
- ▸ Een op de vijftien inwoners van het Brabantse Gastel werkt mee aan de levende kerststal. Elk jaar is er weer een zoektocht naar genoeg kindekes Jezus.[1]
- kindjes (gangbare vorm)
- Het woord kindekes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Esther Wittenberg“Heel het dorp werkt aan de kerststal” (22 december 2008) op nrc.nl