karma
Uiterlijk
- kar·ma
- Leenwoord uit het Sanskriet, in de betekenis van ‘het bepaald-zijn van iemands lot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1893 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karma | karma's |
verkleinwoord |
het karma o
- de leer van oorzaak en gevolg, waarbij je al je acties en reacties weer bij jezelf terugkomen
- Het woord karma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karma" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "karma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be