Naar inhoud springen

kangoeroes

Uit WikiWoordenboek


bennettwallaby (Macropus rufogriseus)
  • (IPA in voorbereiding)
  • kan·goe·roes
enkelvoud meervoud
naamwoord kangoeroes
verkleinwoord

de kangoeroesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kangoeroe
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (buideldieren) Macropodidae op Wikispecies de op een na grootste familie van buideldieren (na de opossums), met ongeveer 54 soorten in 13 geslachten. Kangoeroes komen van nature voor in Australië, Nieuw-Guinea en op enkele nabijgelegen eilanden en op diverse eilanden van de Indonesische archipel ten oosten van de Wallacelijn. Leden van deze familie zijn middelgroot tot groot (0,5 - 90 kg). De grootste soort is de rode reuzenkangoeroe (Osphranter rufus), waarvan de mannetjes zo'n 80 kg kunnen wegen. Bij de geboorte zijn kangoeroebaby's onderontwikkeld, doorgaans niet groter dan 2 cm lang en kruipen ze met hun voorpoten vanaf het geboortekanaal naar de buidel waar ze hun bek over een tepel schuiven en zich gedurende langere tijd verder ontwikkelen. Ze staan met de hele voet op de grond terwijl ze gelijktijdig op hun staart leunen. Ze hebben lange, smalle voeten en krachtige achterpoten. De vierde teen van de voet is de langste en sterkste. Deze ligt in een lijn met de belangrijkste botten van de ledemaat en brengt de stuwkracht van het springen over. Deze teen is echter minder groot bij rotskangoeroes en boomkangoeroes. De buitenste (vijfde) teen is ook groot. Zoals geldt voor alle klimbuideldieren (en buideldassen), zijn bij kangoeroes de tweede en derde teen voor het grootste deel van hun lengte vergroeid, maar ze eindigen wel in twee afzonderlijke nagels die worden gebruikt voor de verzorging van de vacht. De grote teen is sterk verkleind of (meestal) afwezig. De staart is bij de meeste kangoeroes lang en zwaar, maar kan zich niet vastgrijpen. In plaats daarvan wordt de staart gebruikt als tegengewicht bij het tweebenige springen op hoge snelheid en als steun bij het staan en langzaam huppen. De stekelstaartkangoeroes hebben een staartpunt met schubben. De meeste kangoeroes zijn nachtdieren, terwijl een paar overdag actief zijn of in de schemering