jatte
Uiterlijk
- jat·te
vervoeging van |
---|
jatten |
jatte
- enkelvoud verleden tijd van jatten
- Ik jatte.
- Jij jatte.
- Hij, zij, het jatte.
- Ik jatte.
- aanvoegende wijs van jatten
- Het woord jatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jatte" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be