jachten
Uiterlijk
- jach·ten
- Afgeleid van jacht
de jachten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord jacht
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jachten |
jachtte |
gejacht |
zwak -t | volledig |
jachten
- zich gehaast en onder tijdsdruk gedragen
- We lopen al de hele dag te jachten, maar gelukkig hebben we nu even rust.
- Het woord jachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jachten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %