intermediair
Uiterlijk
- in·ter·me·di·air
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bemiddeling’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- afgeleid van mediair met het voorvoegsel inter- [2]
intermediair
- o de bemiddeling
- m/v een bemiddelaar, tussenpersoon
- hetgeen dat in het midden ligt
stellend | |
---|---|
onverbogen | intermediair |
verbogen | intermediaire |
intermediair
- bemiddelend.
- in het midden liggend
1.
- Het woord intermediair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intermediair" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "intermediair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ intermediair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel inter- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %