inlassing
Uiterlijk
- in·las·sing
- Naamwoord van handeling van inlassen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inlassing | inlassingen |
verkleinwoord |
de inlassing v
- iets toevoegen in iets anders
- In juli werd afgesproken dat private investeerders 21 procent op hun Grieks staatspapier zouden moeten afschrijven. De ECB schrijft in een voetnoot in het rapport „het niet eens te zijn met de inlassing van deze illustratieve scenario’s met betrekking tot een hogere bijdrage van de private sector in dit rapport.” [2]
1.
- Het woord inlassing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inlassing" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 22-10-2011 „Griekenland heeft veel meer geld nodig”
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be