Naar inhoud springen

i det

Uit WikiWoordenboek
  • i det

i det

  1. tijdens
    «I det bilen var på siden av traktoren svingte traktorføreren til venstre så det oppsto en kollisjon.»
    Tijdens de auto was naast de trekker, zwenkte de trekkerbestuurder naar links, zodat het tot een accident kwam.


  • i det

i det

  1. tijdens
    «Ho vakna i det flyet landa.»
    Ze werd wakker tijdens het toetsel landde.