hoogde
Uiterlijk
- hoog·de
vervoeging van |
---|
hogen |
hoogde
- enkelvoud verleden tijd van hogen
- Ik hoogde.
- Jij hoogde.
- Hij, zij, het hoogde.
- Ik hoogde.
- Het woord hoogde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
hogen |
hoogde