hazenrug
Uiterlijk
- ha·zen·rug
- samenstelling van haas en rug met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hazenrug | hazenruggen |
verkleinwoord | hazenrugje | hazenrugjes |
de hazenrug m
- (voeding) gebraad van de rug van een haas
- De jongens in de keuken hebben het vak nog van de oude Jon Sistermans geleerd en hebben een stevige wildkaart in elkaar geknutseld: patrijs met rauwe zuurkool en walnootmayonaise, gebraden reebout met spruitjes en herfstbock, fazant met bloedworst, eendenlever en kweepeer en op het karkas gebraden hazenrug met schorseneren en chocoladesaus [1]
- Het woord hazenrug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hazenrug" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Volkskrant Marcus Huibers 3 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %