hacer
Uiterlijk
- IPA: /a.ˈseɾ /
- ha·cer
hacer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hacer |
hacía |
hecho |
volledig |
- onovergankelijk (~ de) optreden als, dienst doen als, werken, uitoefenen (van beroep)
- (~ para/por) zich inspannen om
- passen, uitkomen
- overgankelijk maken, creëren, fabriceren, scheppen, produceren, voortbrengen, vervaardigen
- doen, verrichten
- perfectioneren, verbeteren
- [1] actuar
- [2] esforzarse
- [3] acomodar
- [4] producir
- [5] ejecutar
- [6] perfeccionar