griepachtig
Uiterlijk
- Geluid: griepachtig (hulp, bestand)
- griep·ach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | griepachtig | griepachtiger | griepachtigst |
verbogen | griepachtige | griepachtigere | griepachtigste |
partitief | griepachtigs | griepachtigers | - |
griepachtig
- gelijkend op, of eigenschappen hebbend van griep
- In winter komen veel mensen met griepachtige verschijnselen bij de huisarts.
- Het woord griepachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.