geranium
Uiterlijk
- ge·ra·ni·um
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1861 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geranium | geraniums |
verkleinwoord | geraniumpje | geraniumpjes |
- Een sierplant van het geslacht Pelargonium
- De geranium staat in bloei.
- ▸ Schuin achter het podium bevond zich een klein raam dat op straat uitzag. In de vensterbank stond een geranium naar buiten te kijken.[2]
- Een sierplant van het geslacht Geranium (ooievaarsbek)
|
- Het woord geranium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geranium" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "geranium" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron J.Bernlef“Haalt de jazz de eenentwintigste eeuw?” (15 juli 1998), De Groene Amsterdammer
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be