gelatine
Uiterlijk
- ge·la·ti·ne
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geleiachtig eiwitpreparaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelatine | gelatines gelatinen |
verkleinwoord | - | - |
- (voeding) (kookkunst) van beenderen door uitkoken vervaardigd geleiachtig eiwitpreparaat, dat vroeger werd gebruikt als lijm maar nu onder E-nummer E441 als bindmiddel om bijv. puddingen, crèmes of compotes stijver te maken
1.
- Het woord gelatine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelatine" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gelatine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be