gast
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Gast |
- Geluid: gast (hulp, bestand)
- IPA: / ɣɑst / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χɑst/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɑst/
- gast
- van Middelnederlands gast, in de betekenis van ‘bezoeker’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gast | gasten |
verkleinwoord | gastje | gastjes |
de gast m
- (maatschappij) iemand die als bezoeker ergens wordt ontvangen, verwelkomd of op een bijzondere wijze behandeld
- ▸ Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[4]
- (horeca) klant in een hotel, restaurant e.d.
- ▸ `Onze gasten kunnen gerust slapen in de wetenschap dat hun vertrekken duchtig worden bewaakt; zei Montebello. `Om zich toegang te verschaffen tot de bovenverdiepingen dient men te passeren tussen de hybride verschijningsvorm van de angst en het verraderlijk spinnende poesje dat voor raadselen stelt, die respectievelijk staan voor het weinig realistische zelfbeeld van de man en het wezen van de vrouw, als u het mij toestaat u te amuseren met mijn dilettantisme op het gebied van de symboliek.[5]
- (media) wie uitgenodigd wordt voor een mediaprogramma
- De centrale gast in een talkshow.
- (informatica) iemand zonder eigen account op een computer of netwerk
- (informeel) min of meer denigrerende vorm om tegen of over iemand (doorgaans van het mannelijke geslacht) te spreken
- Gast, wat ben jij daar aan het doen?
- Die opvliegende gast moesten ze voor altijd van de voetbalvelden weren.
|
- Ongenode gasten zet men buiten de deur
Stoett-597 [6]
- Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten
argwanende mensen zijn vaak zelf niet te vertrouwen (en andersom) / een mens denkt net zo over een ander als die over zichzelf denkt, dus als iemand zelf oneerlijk is denkt diegene dat anderen ook oneerlijk zijn
1. iemand die als bezoeker ergens wordt ontvangen, verwelkomd of op een bijzondere wijze behandeld
vervoeging van |
---|
gassen |
gast
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gassen
- Jij gast.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gassen
- Hij gast.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gassen
- Gast!
- Het woord gast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gast" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "gast" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- in de betekenis van ‘bezoeker’ voor het eerst aangetroffen in 1236, verder te herleiden tot het Proto-Germaanse *gasti- en uiteindelijk de Proto-Indo-Europese wortel *ghosti-. Misschien ook verwant met Proto-Indo-Europees *ghes-, "eten". [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | gast | gaste |
genitief | gasts | gaste |
datief | gaste | gasten |
accusatief | gast | gaste |
gast m
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ gast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "gast" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Maatschappij in het Nederlands
- Horeca in het Nederlands
- Media in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Middelnederlands
- Woorden in het Middelnederlands van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Middelnederlands