flits
Uiterlijk
- flits
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kort schijnsel’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flits | flitsen |
verkleinwoord | (flitsje) | (flitsjes) |
de flits m
- een korte uitbarsting van licht of een ander elektromagnetisch verschijnsel
- Een flits aan de horizon was de eerste aankondiging van het komende onweer.
- een kortdurend maar heftig evenement
|
vervoeging van |
---|
flitsen |
flits
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
- Ik flits.
- gebiedende wijs van flitsen
- Flits!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
- Flits je?
- Het woord flits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flits" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "flits" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ flits op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be