fietsmaker
Uiterlijk
- Geluid: fietsmaker (hulp, bestand)
- fiets·ma·ker
- samenstelling van fiets zn en maker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsmaker | fietsmakers |
verkleinwoord |
de fietsmaker m
- (beroep) persoon die fietsen herstelt en verkoopt
- (economie) bedrijf dat fietsen produceert
- ▸ Slecht weer plaagt fietsmaker Accell: Fietsfabrikant Accell verwacht voor de tweede helft van dit jaar wel een hogere omzet, maar waarschuwt dat de winst lager zal uitvallen.[1]
- Het woord fietsmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Slecht weer plaagt fietsmaker Accell” (dinsdag 19 november 2013, 09:47), NOS