enrolar
Uiterlijk
- en·ro·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enrolar |
enrolaba |
enrolado |
volledig |
enrolar
- onovergankelijk (scheepvaart) aanmonsteren, monsteren
- overgankelijk (scheepvaart) aanmonteren, werven
- enrolar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española