eigenmachtig
Uiterlijk
- ei·gen·mach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigenmachtig | eigenmachtiger | eigenmachtigst |
verbogen | eigenmachtige | eigenmachtigere | eigenmachtigste |
partitief | eigenmachtigs | eigenmachtigers | - |
eigenmachtig
- op eigen gezag zonder tussenkomst van het bevoegd gezag
- De vader wilde eigenlijk eigenmachtig de dief bestraffen, maar liet het toch maar over aan de politie.
- Het woord eigenmachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eigenmachtig" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be