Naar inhoud springen

eenzijdig

Uit WikiWoordenboek
  • een·zij·dig
  • Samenstellende afleiding van een en zijde met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen eenzijdig eenzijdiger eenzijdigst
verbogen eenzijdige eenzijdigere eenzijdigste
partitief eenzijdigs eenzijdigers -

eenzijdig

  1. met of aan één kant, belang, partij etc; waarbij geen andere(n) betrokken zijn, of buiten beschouwing blijven
    • Het papier is eenzijdig bedrukt. 
    • Het is een nogal eenzijdig contract, de opsteller dacht alleen aan zijn eigen belangen. 
    • Het is een eenzijdig ongeval, hij reed zomaar tegen het hek, er was verder niemand in de buurt. 
  2. van een beslissing of afspraak dat een van de partijen de beslissing of afspraak aan de andere partijen oplegt
    • De docent was boos door de eenzijdige beslissing van haar superieur. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be