drogbeeld
Uiterlijk
- drog·beeld
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘chimère’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1872 [1]
- samenstelling van bedrog zn en beeld [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drogbeeld | drogbeelden |
verkleinwoord | - | - |
- bedrieglijk beeld, illusie
- Het woord drogbeeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drogbeeld" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "drogbeeld" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ drogbeeld op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be