Naar inhoud springen

dolgraag

Uit WikiWoordenboek
  • dol·graag

dolgraag

  1. buitengewoon graag
     Bij het eerstvolgende open veldje aan het water gooiden we onze spullen neer. Ik wilde dolgraag een keer verse vis vangen en op een kampvuurtje grillen.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]