då
Uiterlijk
Niet te verwarren met: da, da', dà, dA, Da, DA, D.ª, d.Ä. |
- då
Naar frequentie | 13067 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | då | dåen | dåer | dåene |
genitief | dås | dåens | dåers | dåenes |
då
- leppeblomstfamilien (Lamiaceae ) (taxonomische familie)
- Lamioideae (taxonomische onderfamilie)
- ugress
- åkerugress
- då
då
då
- toen (tijdelijk)
- «Då brannvesenet kom fram var huset alt overtent.»
- Toen de brandweer aankwam, stond het huis al in lichterlaaie.
- «Då brannvesenet kom fram var huset alt overtent.»
- aangezien, omdat (causaal)
- «Då eg er sjuk, kan eg ikkje kome.»
- Omdat ik ziek ben, kan ik niet komen.
- «Då eg er sjuk, kan eg ikkje kome.»
- [1-2]: da
- då
då
- [2]: då och då
af en toe
nu en dan
van tijd tot tijd
nu en dan
van tijd tot tijd
då
Categorieën:
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 2
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Plantkunde in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 2
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Bijwoord in het Nynorsk
- Voegwoord in het Nynorsk
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 2
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Bijwoord in het Zweeds
- Voegwoord in het Zweeds